Delen

Het is tijd dat de politiek investeert in onderzoek naar verschillen in mentale gezondheid

Het is vandaag zowel Wereldmeisjesdag als World Coming Out Day. Gister was de Dag van de Mentale Gezondheid. De bedenkers hiervan zullen het niet zo gepland hebben, maar helaas hebben deze onderwerpen meer met elkaar gemeen dan alleen deze dagen. De mentale gezondheid van meiden daalt namelijk nog een stuk harder dan die van jongens, en lhbti+ jongeren zijn aanzienlijk vaker ongelukkig dan heteroseksuele jongeren. Met de verkiezingen voor de deur wordt het tijd dat de politiek de oogkleppen afzet en investeert in onderzoek naar de oorzaken van deze zorgelijke verschillen.

Steeds vaker lezen we in het nieuws dat het slecht gesteld is met de mentale gezondheid van Nederlanders. En de trend die hierachter schuilt is nog zorgelijker: er is namelijk een ongekende daling te zien in de mentale gezondheid van jongeren, vooral bij meiden. In groep acht van de basisschool is het percentage leerlingen met emotionele problemen ruim twee keer zo hoog bij meiden als bij jongens (33 t.o.v. 14%) en in het voortgezet onderwijs zelfs ruim drie keer zo hoog (44 t.o.v. 13%). Dit verschil bestaat ook op latere leeftijd. In 2022 bleek dat bijna 1,8 miljoen vrouwen in het voorgaande jaar een psychische aandoening hadden, ten opzichte van 1,5 miljoen mannen. Ook in het type klachten bestaan verschillen: zo hebben vrouwen gemiddeld bijna twee keer zo vaak een angststoornis als mannen en doen mannen twee keer vaker een geslaagde suïcidepoging dan vrouwen.

Dit soort verschillen in psychische klachten zien we ook tussen lhbti+ personen en hetero cis personen. Maar liefst 73% van de transgender personen heeft last van psychische klachten, veel vaker dan cisgender personen. Daarnaast speelt seksuele oriëntatie een rol. Lesbische, homoseksuele en biseksuele jongeren zijn aanzienlijk vaker ongelukkig dan heteroseksuele jongeren. Dat kan ernstige vormen aannemen: lhb+ jongeren hebben ruim twee keer vaker suïcidale gedachten en ruim vier keer vaker een suïcidepoging gedaan dan hetero jongeren. Schokkende cijfers die een alarmerend beeld schetsen.

Het ministerie van Volksgezondheid, Wetenschap en Sport (VWS) doet hier vooralsnog nauwelijks iets mee in beleid. En dat terwijl meer kennis bij preventie, diagnose en behandeling over de invloed van sekse, gender en seksuele oriëntatie op mentale gezondheid enorm veel voordelen heeft: mensen met een goede mentale gezondheid leven gemiddeld 15 tot 20 jaar langer dan mensen met een slechte mentale gezondheid, onder meer doordat ze sneller herstellen van lichamelijke ziekten. Ook zijn ze productiever en voelen ze zich meer verbonden met de mensen om zich heen. En mensen die mentaal gezond zijn voelen zich natuurlijk beter, wat veel waard is.

Het wordt tijd dat we deze – tot nu toe nog onverklaarde – grote verschillen tussen groepen mensen serieus nemen en het niet voor lief nemen dat bijna de helft van jonge meiden en driekwart van de transgender personen psychische problemen ervaart. We moeten achterhalen wat de oorzaak is en wat dat betekent voor preventie en behandelingen. En dat begint bij de overheid: het ministerie van Volksgezondheid moet de oogkleppen afzetten. Er mag geen beleidsstuk meer geschreven worden over mentale gezondheid zonder aandacht te hebben voor gender, sekse en seksuele oriëntatie. Bovendien moet het ministerie investeren in onderzoek naar de oorzaak van de verschillen op het gebied van sekse, gender en seksuele oriëntatie bij mentale gezondheid. En zorgen dat die kennis dan ook in alle spreekkamers terechtkomt. Die investering betaalt zich op lange termijn vanzelf terug doordat alle mensen op tijd de juiste behandeling krijgen en mentaal gezond blijven. Je moet verschil maken om gelijk te behandelen!

Emma Lok, directeur-bestuurder WOMEN Inc.
Marie Ricardo, directeur bij COC Nederland

Gerelateerde artikelen

Bekijk meer
  • Actueel
  • Gezondheid
  • ...

"Het mentale welbevinden van jongeren hangt sterk samen met schooldruk en hun zelfbeeld."

Bekijk meer