Delen

Vrouwenkiesrecht in Nederland

Vrouwen in Nederland mogen al meer dan honderd jaar hun stem uitbrengen. Sinds 1917 mogen vrouwen zich verkiesbaar stellen en sinds 1919 mogen vrouwen actief stemmen. Maar hoe is de strijd voor het kiesrecht eigenlijk verlopen?

Hoe hebben vrouwen het recht om te kiezen gekregen?

Al in 1883 probeerde Aletta Jacobs in te spelen op het feit dat vrouwen niet nadrukkelijk werden uitgesloten van het stemmen bij verkiezingen. De Grondwet schreef namelijk het volgende voor:

De leden der Tweede Kamer worden in de kiesdistricten, waarin het Rijk verdeeld wordt, gekozen door de meerderjarige ingezetenen, Nederlanders, (..).

Tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 1883 vocht Jacobs de uitsluiting van vrouwen aan, met het argument dat in de Grondwet de officiële uitsluiting van vrouwen ontbreekt. Jacobs verzocht om zowel verkiesbaar te kunnen zijn als te mogen kiezen, ze was immers Nederlander, dus het moest mogelijk zijn. Op haar verzoek werd niet ingegaan. Vrouwen kregen het kiesrecht (nog) niet, maar de strijd was gestart en Jacobs was niet van plan het erbij neer te leggen.

 

Aletta Jacobs

De eerste kleine tegenslag in deze strijd kwam in 1887, toen in de wet expliciet het woord ‘mannelijk’ toegevoegd werd als reactie op de aanvraag van Jacobs. Vanaf dat moment was de tekst van de Grondwet als volgt:

De leden der Tweede Kamer worden regtstreeks gekozen door de mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders (..)

In 1894 werd de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VVK) opgericht door Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker, die deze tekst uit de Grondwet aanvocht. Door middel van demonstraties, maar ook het verspreiden van propaganda, was het doel van de VVK dat de categorie vrouwen in Artikel 80 werd opgenomen. Dit lukte. Allereerst was het passieve vrouwenkiesrecht aan de beurt, dat werd aangenomen in 1917. Passief vrouwenkiesrecht houdt in dat vrouwen verkiesbaar mogen zijn voor de Tweede Kamer, wat heeft geleidt tot Suze Groeneweg als eerste vrouw in de Tweede Kamer. Het actief vrouwenkiesrecht werd twee jaar later een feit. Dit houdt in dat vrouwen naar de stembus mogen. Vanaf 1919 luidt de Grondwet als volgt:

De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen, tevens Nederlanders of door de wet als Nederlandsche onderdanen erkend, die den door de wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden drie en twintig jaren mag zijn, hebben bereikt. (..)

Wat gebeurde er na de invoering van het vrouwenkiesrecht?

In 1922 waren er voor het eerst sinds het actief vrouwenkiesrecht Tweede Kamerverkiezingen. Er ontstond een enorme lobby bij de politieke partijen. Het aantal kiesgerechtigden was namelijk verdubbeld, er was een hele nieuwe groep voor de partijen te winnen. In de kranten werden vrouwen actief opgeroepen om te gaan stemmen en er werden zelfs cursussen gegeven aan vrouwen over het gebruik van een stembiljet. Dit werkte: het aantal mensen dat een stem uitbracht sprong van 1,3 miljoen in 1918 naar 2,9 miljoen in 1922. Een grote verschuiving bleef echter uit: de grootste drie partijen van de periode 1918 – 1922 waren na de verkiezingen van 1922 ook de grootste.

 

Vrouwen mochten in 1922 voor het eerst naar de stembus

Een grote verandering die zich wel voor deed: er werden meer vrouwen verkozen. Na 1922 was Suze Groeneweg niet meer de enige vrouw in Den Haag: de kamer telde 7 vrouwen en in bijna elke partij was een vrouw vertegenwoordigd. Alleen de streng-christelijke partijen zagen hier vanaf, en dat is nog steeds zo: de SGP heeft sinds haar deelname aan de verkiezingen in 1946 nog nooit een vrouw als kamerlid gehad. Ook hebben zij nog tot lange tijd een statement tegen het vrouwenkiesrecht opgenomen gehad in hun programma, met de woorden: “Vrouwenkiesrecht (…) strijdt met de roeping der vrouw”.

Vrouwenkiesrecht in de (voormalige) Nederlandse koloniën en Nederlandse Antillen

In Nederland mogen mannen én vrouwen vanaf 1919 stemmen. Maar in Nederlands-Indië, Suriname en op de Nederlandse Antillen geldt dat niet. Daar mochten alleen mannen stemmen die een bepaalde belasting betaalden. Dat waren vooral witte mannen. Moises Frumencio da Costa Gomez wilden op Curaçao meer inspraak voor zwarte inwoners. Volgens hem zijn waren Curaçaoënaars ook Nederlanders. Daar hoort stemrecht bij. Pas in april 1948 was het zo ver: Suriname en de Nederlandse Antillen kregen algemeen kiesrecht. Een jaar later erkende Nederland Indonesië als zelfstandig land. Nederlandse Indiërs die terugkwamen naar Nederland kregen toen stemrecht. Dat waren ruim 300.000 mensen.

Vrouwenkiesrecht in de rest van de wereld

Nederland was in 1919 het dertiende land wereldwijd waar vrouwen mochten stemmen. In andere landen was het op dat moment al (deels) mogelijk. Nieuw-Zeeland was er het eerste bij; daar mochten vrouwen vanaf 1893 naar de stembus. Een dertiende plaats klinkt niet per se als iets om trots op te zijn, en toch heeft het in andere landen nog veel langer geduurd. Zo heeft België het vrouwenkiesrecht pas toegepast na de Tweede Wereldoorlog, in 1948. De Zwitsers waren nog veel later, in Zwitserland is het vrouwenkiesrecht pas algemeen geworden in 1971. De Zwitserse mannen stemden in 1959 via een referendum nog tegen het vrouwenkiesrecht in hun land. In Zuid-Afrika mogen sinds 1994 (de afschaffing van de apartheid) ook zwarte vrouwen stemmen, en in Saoedi-Arabië kregen vrouwen in 2015 het kiesrecht. Hieruit blijkt dat de strijd voor het vrouwenkiesrecht een zeer recente strijd is, en ook het belang om hierbij stil te staan wordt duidelijk: de strijd is nog niet voltooid.

Hiep Hiep Hoera! 100 jaar vrouwenkiesrecht!

Op 8 maart 2019 vierden we op Internationale Vrouwendag 100 jaar Vrouwenkiesrecht. De afgelopen 100 jaar is de stem van vrouwen alleen maar luider geworden. Want we zijn er nog lang niet.

Gerelateerde artikelen

Bekijk meer
  • Kennis
  • ...

De rol van de overheid bij gendergelijkheid

  • Kennis
  • ...

Vrouwen in Den Haag

Bekijk meer