Wat is kwaliteit?
De Gouden Kalveren werden dit najaar ‘genderneutraal’: er waren geen aparte filmprijzen meer voor beste acteur en actrice. ‘We willen prestaties niet op basis van man of vrouw beoordelen, maar op vakmanschap’, had de directeur van het Nederlands Film Festival erbij gezegd. Prompt wonnen er enkel mannelijke acteurs. Kan gebeuren, stelden diverse filmbonzen vast. Ze ‘vertrouwen erop’ dat er gewoon is gekozen ‘voor diegene die de beste vakprestatie heeft geleverd.’
Het is een bekende redenering. In de literatuur, bijvoorbeeld, waar de drie grote prijzen – de Libris-, de Boekenbon- en de Fintro-literatuurprijs – sinds 2000 maar liefst 49 keer naar een witte man gingen, 4 keer naar een man van kleur, 6 keer naar een witte vrouw en helemaal nooit naar een vrouw van kleur. Dat heeft natuurlijk niets met seksisme of racisme van doen, wordt dan vaak benadrukt; vrouwen schrijven ‘gewoon’ minder prijzenswaardig proza.
Of neem onze premier, die in 2017 andermaal aantrad met een kabinet dat vooral uit mannen bestond. Hij had best meer vrouwen willen hebben, zei Rutte, maar kwaliteit geeft de doorslag. ‘Uiteindelijk geldt: we gaan voor de beste mensen.’ En vrouwen, zo moeten we blijkbaar begrijpen, zijn minder vaak eersteklas.
Ethiekhoogleraar Ingrid Robeyn was niet onder de indruk van Ruttes uitleg. ‘Hij lijkt totaal niet door te hebben dat wij in onze zoektocht naar kwaliteit altijd beperkt worden door onze vooroordelen’, zei ze in Trouw. ‘Kwaliteit is niet zo objectief als het lijkt.’
Ze heeft gelijk. Kwaliteit is supersubjectief, al was het maar omdat we allemaal zijn opgegroeid met de superioriteit van witte mannen. De boeken die we op school moesten lezen omdat het grootse en gewichtige literatuur was, waren bijna allemaal van witte mannen. De leiders, politici en wetenschappers waarvan we bij geschiedenisles leerden dat ze de wereld hebben veranderd: idem dito. Wat witte mannen zeggen, wat ze doen, de perspectieven die zij kiezen, dat is wat in onze cultuur geldt als hoogstaand, goed en belangrijk. Kwaliteit is een witte man.
En dit geldt niet alleen aan de top. Ik moest denken aan een studie waarbij Amerikaanse hoogleraren een fictieve sollicitatiebrief moesten beoordelen. De ene helft ontving er een met een vrouwennaam, de andere helft las dezelfde brief, maar met een mannennaam. Het resultaat: niet alleen kreeg de ‘man’ vaker de baan, hij kreeg ook een hoger startsalaris aangeboden.
Of neem de inmiddels klassieke Zweedse studie naar wetenschappers (m/v) die solliciteerden naar een functie als post-doc. Gemiddeld waren de vrouwen en mannen even goed; ze hadden evenveel en even puik onderzoek gedaan en gepubliceerd. Toch vond de sollicitatiecommissie de mannen meestal beter. Sterker nog: de vrouwen die objectief het allerbeste waren, werden door de commissie even competent geacht als de allerslechtste mannen.
Ik herhaal dat even: commissieleden die zelf oprecht meenden alleen naar kwaliteit te kijken, vonden de beste vrouwen en de slechtste mannen even goed. En ze zijn natuurlijk niet de enigen. De schrale situatie is dat veel uitstekende vrouwen al geen kans maken, laat staan middelmatige vrouwen – terwijl er voor zeer gemiddelde of zelfs kwalitatief uitermate teleurstellende mannen vaak wel plek is. Zoals Femke Halsema bij College Tour zei: ‘In mijn loopbaan ben ik vaak mannen tegengekomen waarvan ik dacht: als je een vrouw was geweest, dan had je alleen koffie mogen brengen.’
Ingrid Robeyn gaf Rutte een uitstekend advies: ‘Kijk kritisch naar je eigen intuïtieve reacties bij het aannemen van mensen. Wij mogen onszelf wel wat meer wantrouwen op dat gebied.’ Ik hoop dat iedereen dat ter harte neemt. Want pas als de beste vrouwen de waardering krijgen die ze verdienen, en middelmatige vrouwen de kansen krijgen waar ze recht op hebben, is er sprake van gelijkheid.