De waarde van zieke werknemers
De Griekse filosoof Heraclitus zei: je stapt nooit tweemaal in dezelfde rivier. Ik dacht altijd dat hij doelde op de beweging van het water; hoe de rivier zich elk moment weer helemaal vernieuwt. Maar misschien bedoelde hij iets anders, schrijft de Noorse auteur Torbjørn Ekelund in zijn boek In praise of paths. Misschien is het niet de rivier die verandert, maar degene die erin stapt. ‘We kunnen dezelfde plek niet tweemaal bezoeken omdat de plek gekleurd wordt door wie we zijn wanneer we er komen, en we zijn altijd iemand anders, nooit dezelfde.’
Ekelund is zelf ook niet meer dezelfde als hij een paar jaar geleden was. Tijdens het werken kreeg hij een epileptische aanval en sindsdien leeft hij met deze aandoening. In zijn geval leidt dat tot mooie boeken over paden en interessante gedachten over uitspraken van Griekse filosofen. Maar hoe zit dat in andere gevallen? Of, om preciezer te zijn: hoe verandert ziekte wie je bent als je weer in de rivier stapt?
Het is een vraag die me al jaren fascineert. Want het geval wil dat ik iets met Ekelund gemeen heb: ik ben ook chronisch ziek. In het begin was dat alleen maar ellende: er was pijn, slopende vermoeidheid, zorgen over de toekomst, rouw over verloren dromen, medicijnen met akelige bijwerkingen. Mijn inkomen als zzp’er kelderde. Dit is het deel van ziekte waar we vaak over spreken in onze samenleving: het nare ervan en het dure. Vooral dat laatste hoor ik ook veel van vrienden die werkgever zijn: hoe zieke werknemers een kostenpost zijn. Hoe zwaar het op een bedrijf kan drukken.
Maar naarmate ik langer ziek was, realiseerde ik me dat de misère maar het halve verhaal was. De ziekte veranderde me ook. Ik werd geduldiger. Empathischer. Ik deed mijn werk met meer toewijding en overgave: mijn gebrek aan energie dwong me om te kiezen voor wat ik echt belangrijk vond. Omdat ik steeds mijn hoofd stootte aan mijn eigen grenzen, omviel, terugkrabbelde, groeide mijn doorzettingsvermogen en vastberadenheid. Na een paar jaar besefte ik dat ik veel was kwijtgeraakt, maar dat ik ook veel had teruggekregen.
Dit is geen ongebruikelijk verschijnsel. Veel mensen die ziek zijn of zijn geweest vertellen erover. Sarah, met chronische Lyme, blogt over hoe haar aanpassingsvermogen veel groter is geworden nu ze flexibel moet zijn, omdat ze soms goede en soms slechte dagen heeft. Emma Gaines heeft POTS en leerde om prioriteiten te stellen: ‘Dingen die er niet echt toe doen, verdwijnen naar de achtergrond.’ In Opinieblad Forum van VNO-NCW vertelde Trodessa Barton hoe ze, nadat ze borstkanker had gehad, anders leeft en werkt. ‘Vroeger werkte ik elke avond en op zondag. Dat doe ik niet meer. … Tegelijkertijd ben ik veel productiever, en meer gemotiveerd dan ik al was. Ik ben bewuster van alle dingen om me heen.’
Wetenschappers krijgen steeds meer oog voor dit verschijnsel, dat zij ‘post-traumatic growth’ noemen. Of het nu gaat om mensen die kanker kregen, een hartaanval, reumatische artritis of MS, voor een ruime meerderheid bracht hun ziekte ook positieve verandering, zoals ‘veranderde prioriteiten’ en ‘een gevoel van doelgerichtheid’. Meer helderheid, zou je kunnen zeggen als je je bevrijdt van vaktaal; meer zingeving, meer bezieling.
Juist die groei maakt het spijtig dat er vaak meer aandacht is voor de kosten van ziekte dan voor de waarde ervan. De waarde van een ondergesneeuwde vorm van diversiteit: die van de vertegenwoordiging van mensen met ziektes en beperkingen. De waarde van alle ervaringen en inzichten die ze meebrengen. De waarde van mensen die voor een tweede keer in de rivier stappen en nog zien hoe alles nieuw is.