“Het gebruik van deze nieuwe woorden kan tot verwarring leiden, omdat het bestaande woorden zijn die een nieuwe betekenis krijgen. Daarom is de Volkskrant daarmee terughoudend.”
Geschreven door: Sander Heithuis
Dit berichtte de Volkskrant op 11 november 2020, nadat de krant kritiek kreeg op een recensie over een nieuw album van artiest Sam Smith. Sam Smith is non-binair, niet man en niet vrouw en wil daarom niet zo aangesproken worden, maar de krant weigerde neutrale voornaamwoorden te gebruiken. Het zou wel eens kunnen dat de lezer deze niet begrijpt. In de recensie kwam drie keer het woord ‘hij’ voor; het woord ‘zijn’ vier keer.
Wat de krant hier leek te vergeten is dat ze als medium met een groot bereik niet alleen de werkelijkheid beschrijven, maar ze ook een nieuwe werkelijkheid kunnen creëren. In dit geval, een werkelijkheid waarin non-binaire mensen simpelweg bestaan, erkend worden en de ruimte krijgen. Taal is daarmee niet een doel op zich, maar een middel. Met andere woorden: het gebruik van neutrale voornaamwoorden is niet het einde, maar kan iets in beweging brengen en is daarmee eerder een begin. Juist daarom is taal van waarde in emancipatiebewegingen. We willen emanciperen richting een nieuwe werkelijkheid, en zoals ik net al zei: de media kunnen die creëren.
Als kritiek op inclusieve taal, daar waar we het vanavond over gaan hebben, schreef filosoof Floris van den Berg dit jaar een kritisch Wokewoordenboek. Hij wees erop dat ‘wokies’, ik denk dat hij daar onder andere mij mee bedoelt, aan politieke taalzuivering doen. Hij wilde het hiermee waarschijnlijk in de verdomhoek plaatsen, maar er iets niets mis met het het hervormen van taal op een manier die niet mensen uitsluit. Dat is namelijk precies wat inclusieve taal is. In de eerste plaats door het elimineren van woorden die door een koloniaal verleden en een patriarchaal systeem discriminerende connotaties hebben. Laten we die woorden vervangen voor alternatieve, meer neutrale woorden. In de tweede plaats gaat het zuiveren van onze taal over het verwijderen van de onbewuste vooroordelen die per ongeluk in onze teksten of onze gesproken taal terechtkomen. Daar zou ik graag wat langer bij stil willen staan.
Onbewuste vooroordelen hebben we namelijk allemaal. Ik zeg het vaker, maar als je het hier niet mee eens bent is het beter om deze ruimte te verlaten. Dan zul je namelijk geen stap verder komen. Uit onze nieuwe publicatie Blikopener blijkt dat 40% van de mediamakers denkt geen vooroordelen te hebben. En van alle mediamakers die hun vooroordelen wél erkennen zegt slechts 1 op de 5 dat deze van invloed zijn op hun werk. Laten we vanavond de afspraak maken dat wij allemaal onbewuste vooroordelen hebben, jullie én ik, en dat dit invloed heeft op wat we maken en schrijven.
Je onbewuste vooroordelen zetten zich namelijk voort in taal. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting wanneer we benoemen wat we onverwachts vinden, waardoor we het onbewust als uitzonderingsgeval beschrijven. Dat gebeurt hier bijvoorbeeld:
Vrouwen die posities bekleden die van oudsher vooral door mannen werden ingenomen worden in de media regelmatig op deze manier beschreven: niet alleen aan de hand van hun positie, maar ook aan de hand van hun gender. Zo lezen we hier ‘vrouwelijke minister’ en ‘vrouwelijke scheidsrechters’. Maar in dit geval wel met vrouwelijke tussen haakjes, want de journalist moet gedacht hebben: “eigenlijk mag het niet relevant zijn maar toch schrijf ik het op”’.
Uit deze voorbeelden blijkt dat we zaken die we onverwachts vinden expliciet maken door ons taalgebruik. We geven extra informatie wanneer hetgeen we beschrijven tegen het stereotype beeld in gaat. In plaats van dat we voor een vrouw net als voor een man alleen het woord minister of scheidsrechter gebruiken, voegen we daar het woord vrouwelijke aan toe. Door deze extra informatie toe te voegen ontstaan twee verschillende categorieën. In deze gevallen: vrouwelijke ministers en ministers, vrouwelijke scheidsrechters en scheidsrechters. De scheidsrechters en ministers zijn de échte, de vrouwelijke versies daarmee de uitzondering, oftewel de ander. Deze voorbeelden gaan over gender, maar op deze manier mensen als de ander neerzetten is iets wat we ook zien op het gebied van bijvoorbeeld etniciteit, seksualiteit en leeftijd.
Dit is echter niet de enige manier waarop mensen als de ander worden neergezet door middel van ons taalgebruik. Er zijn er meer, waarvan de volgende voorbeelden de meest letterlijke vorm zijn.
In deze voorbeelden worden mensen beschreven als mensen met ‘een andere culturele achtergrond’ of ‘een andere genderidentiteit’. Er wordt daar niet bij vermeld: anders dan wie? Het gebruik van het woord ‘ander’ zegt veel over de mensen die deze teksten schrijven, namelijk dat zij zeer waarschijnlijk niet tot de groep behoren die hier als ‘de ander’ weggezet wordt, maar tot de norm. Ik zou als homoseksuele man mensen uit de LHBTI-gemeenschap nooit onbewust beschrijven als mensen met een ‘andere’ seksuele geaardheid, want zij zijn voor mij niet anders – ik ben één van hen. Om dezelfde reden zou iemand van kleur nooit onbewust de woorden ‘iemand met een andere huidskleur’ gebruiken om iemand van kleur te beschrijven. Dat dit in de media nog veelvuldig gebeurt zegt veel over dóór wie, maar ook vóór wie teksten geschreven worden. En nogmaals: dit gebeurt onbewust, maar dit zorgt er wel voor dat er een wij-zij verdeling ontstaat. De norm en de uitzondering. In het streven naar een maatschappij die gebaseerd is op gelijke kansen is het exact deze tweedeling waar we vanaf moeten.
Terug naar filosoof Floris van den Berg, die sprak over taalzuivering. Hij wilde daarmee kritiek uiten op mensen die zich bezighouden met inclusieve taal, maar had het eigenlijk precies bij het rechte eind. Hij noemde mij niet alleen een wokie, maar gebruikt in zijn kritische stuk ook het woord ‘taalpolitie’. Zo worden mensen die zich uitspreken over inclusieve taal regelmatig genoemd: ‘de taalpolitie’. Het woord politie lijkt hierbij aan te geven dat de macht bij deze mensen ligt, de politie is immers de uitvoerende macht. Het tegendeel is in mijn ogen waar: zij die zich bekommeren over inclusieve taal zijn juist vaak mensen uit gemarginaliseerde groepen. Zij vragen aan de mensen die wél de macht hebben: willen jullie alsjeblieft niet langer deze woorden gebruiken om mij te beschrijven, maar deze? Of willen jullie voortaan oppassen met deze zinsconstructie? Want ik voel me er onprettig bij.
Het goede nieuws van vanavond is dat jullie als mediamakers en communicatieprofessionals wél onderdeel uitmaken van deze machthebbers. Jullie kunnen door jullie werk een steentje bijdragen aan een werkelijkheid met gelijke kansen. Dat gebeurt gelukkig steeds meer. Ik las een tijdje terug een artikel in de Volkskrant over artiest Raven van Dorst, waarin gebruik gemaakt werd van de neutrale voornaamwoorden hen en hun. Dat is dezelfde krant die nog geen anderhalf jaar eerder zei dat de lezer dit niet zou begrijpen. De krant illustreert hiermee dat taal in beweging is: afwegingen die in de zomer nog logisch leken, zijn in de winter al achterhaald. Laat dat een oproep zijn aan jullie: het is nooit af. Neem de kennis die je vandaag opdoet mee en breng het in de praktijk, maar blijf ook daarna altijd leren.
Bovenstaande tekst was de inleiding van onze redacteur beeldvorming Sander, tijdens Het Groot Dictee der Inclusieve Taal. Meer weten over inclusieve taal? Lees onze (Incomplete) Stijlgids!